Onnodige afvaloven Omrin grote oorzaak problemen AEB

De problemen die bij de afvaloven AEB in Amsterdam zijn ontstaan kennen hun oorsprong in de jaren 2000. En niet zozeer bij AEB zelf, maar in Friesland. In 2007, toen de plannen van Omrin om een eigen afvaloven te bouwen steeds concreter werden, werd namelijk al gewaarschuwd dat er in 2012 genoeg verbrandingscapaciteit zou zijn. Afvaldeskundigen meldden in 2007:

“Binnen enkele jaren is er in Nederland voldoende capaciteit voor het verbranden van afval. Daardoor is de noodzaak om een nieuwe afvalverbrandingsinstallatie te bouwen in het Friese Harlingen onzeker.”

Omrin meldde toen dat capaciteit elders voor hen niet belangrijk was. “We willen niet met afval slepen” was het motto. Maar de afvaloven die Omrin wilde bouwen was veel te groot voor het Friese afval. Volgens de vergunningsaanvraag was er maar 91.000 k/ton Fries afval. De oven was bedoeld voor 228.000 k/ton. Er moest dus 140.000 k/ton van buiten Friesland gehaald worden. Het gevecht om afval was begonnen. Voor Omrin was het van wezenlijk belang, want als er geen afval van buiten Friesland werd gecontracteerd, kwam de hele onderneming in gevaar. De Raad van Commissarissen schreef in het jaarverslag 2016 hierover:

“Een voor onze bedrijfscontinuïteit belangrijke ontwikkeling was de keuze van een aantal gemeenten buiten Friesland om een langjarige samenwerking met Afvalsturing Friesland aan te gaan. Met instemming van onze aandeelhouders hebben wij de Regio Noord-Veluwe (waarin zes Veluwse gemeenten samenwerken), de gemeenten Appingedam en Delfzijl en het overheidsbedrijf Irado (waarin de gemeenten Schiedam en Vlaardingen samenwerken.”

Doordat er al in 2012 een evenwicht was in afvalaanbod en verbrandingscapaciteit konden afvalverwerkers niets anders doen dan afval importeren. Het heeft geresulteerd dat maar liefst zo’n 21% afval geïmporteerd wordt, waarvan 80% uit Groot-Brittannië, 11% uit Ierland, 5% Italië, 4% Duitsland en 3% uit België.

Ook Omrin importeerde afval uit het buitenland. In 2014 werd 15.000 ton via 1000 transporten uit Duitsland richting de afvaloven getransporteerd.

Maar niet alleen werd er gevochten om afval. De kosten moesten ook omlaag. Want om op een competitieve markt aantrekkelijke afvaltarieven aan te kunnen bieden, werden de marges kleiner en kleiner. De afvaloven van Omrin draait in ieder geval al jaren verlies. En zoals nu algemeen bekend is, heeft AEB tijden niet geïnvesteerd in de afvaloven, met alle gevolgen van dien.

Al met al is de opmerking van John Vernooij in de Leeuwarder Courant van 20 juli hypocriet toen hij zei: „Nederland had zo veel verbrandingscapaciteit dat invoer uit het buitenland een hoge vlucht heeft genomen. AEB moet voor zijn importcontracten nu op stel en sprong andere verwerkers zien te vinden. De branche wil zijn verantwoordelijkheid nemen, maar dat is wel lastig.”

De uitspraak is hypocriet te noemen, want in onderzoeken die PriceWaterHouseCoopers destijds deed naar de haalbaarheid van de afvaloven waarschuwde het bureau al voor een tekort aan te verwerken afval. Het was daarom ook dat Ton Doppenberg, voormalig directeur Omrin, voor Omrop Fryslan meldde dat er haast gemaakt moest worden met de bouw. Want anders ontstond het risico op te weinig afval. Het gevecht om afval kent zijn oorsprong dus bij het creëren van een overcapaciteit. En die overcapaciteit kent zijn basis in het bouwen van de onnodige afvaloven in Harlingen. Met alle financiële en organisatorische gevolgen van dien in de hele branche. En dat is pijnlijk concreet geworden door de crisis bij AEB.

Omrin wist van dreigende overcapaciteit verbrandingsovens.


Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.